Proverbs 29

Wie zonder aanleiding als een razende zijn pijlen en bedreigingen om zich heenwerpt,
1is te vergelijken met iemand die zijn naaste bedriegt en dan zegt: ‘Ach, ik deed het toch voor de grap?’
2Zonder hout gaat het vuur uit, zo houdt ook de ruzie op als de roddelaar verdwijnt.
3Zoals kolen het vuur doen opgloeien en hout het vuur laat vlammen, zo laat een ruziezoeker ruzies opvlammen.
4Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd. Zij zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders.
5Een boosaardig hart achter vriendelijk klinkende woorden is als een waardeloos voorwerp, overtrokken met een laagje zilver.
6Wie haatdragend is, laat dat vanbuiten niet merken, maar in zijn hart gaat heel wat anders om.
7Geloof zijn smeekbeden niet, want u zou gruwen als u in zijn hart kon kijken.
8Ook al tracht iemand zijn haatgevoelens te maskeren, zijn kwade voornemens zullen aan het licht komen.
9Wie een kuil graaft voor een ander, zal er zelf in vallen. Wie iemand met een steen wil verpletteren, zal zelf onder die steen terechtkomen.

10 Een leugenaar haat degene tegen wie hij zich keert en gladde praatjes richten een mens te gronde.

11 12Verheug u niet bij voorbaat over de dag van morgen, want u weet niet wat een dag zal brengen.
13Laat u liever door een ander prijzen, dat is beter dan dat u zichzelf prijst.
14Een steen is zwaar en zand gewichtig, maar de woede van een dwaas is zwaarder om te dragen.
15Boosheid en overmatige woede brengen wreedheid voort, maar zij zijn nog niets vergeleken bij jaloezie.
16Een openlijke bestraffing is beter dan dat iemand zwijgt uit liefde.
17De berispingen van iemand die van u houdt, worden ingegeven door vriendschap. Maar vriendelijkheid van iemand die u haat, komt voort uit bedrog.
18Iemand die zojuist gegeten heeft, taalt niet meer naar lekker eten, maar honger maakt rauwe bonen zoet.
19Zoals een uit het nest gevallen vogel rondzwerft, zo doolt een man rond die zijn vaderstad verliet.
20Geurige olie maakt het hart blij, net zoals de goede raad die de ene vriend de andere geeft.
21Verlaat uw vriend en die van uw vader niet, maar wendt u in tijden van tegenspoed niet tot uw broeder. Want een goede buurman is beter dan een ver familielid.
22Wees verstandig, mijn zoon, en maak mijn hart blij, dan kan ik wie mij aanvalt van repliek dienen.
23Een bedachtzaam en verstandig mens ziet het dreigend gevaar en verbergt zich, maar de onverstandigen blijven gewoon doorgaan en worden dus gestraft.
24Heeft iemand zich garant gesteld voor een onbekende, neem dan zijn mantel als onderpand.
25Wie zijn kennis al ʼs morgens vroeg luidruchtig en joviaal een groet toeroept, zal met argwaan bekeken worden.
26Een lekkend dak bij zware regen is net zo erg als een ruziënde vrouw.
27Zij is net zo ongrijpbaar als de wind, net zomin te verbergen als de geurige olie die u op uw rechterhand strijkt.
Copyright information for NldHTB